Er kan niet veel fout gaan met een KNX-installatie, maar als er toch een elektrische storing optreedt, is het beter om het juiste diagnosegereedschap bij de hand te hebben om tijd en geld te besparen.
Een robuust systeem met KNX
Eén van de meest vooraanstaande kenmerken van KNX is de robuustheid en diversiteit van de KNX-bus. Je kunt de bus in bijna elke configuratie aansluiten. Met een data- of veiligheidskabel kun je de bus zelfs verlengen naar een plek zonder KNX-buskabel. De bus werkt via IP, RF of Powerline. De mogelijkheden zijn eindeloos. De gedistribueerde intelligentie zorgt ervoor dat zelfs als één apparaat uitvalt, de rest van het systeem onverstoord blijft.
Voldoende vermogen
Bij het systeemontwerp van KNX dient vermogensberekening een rol te spelen: hoeveel stroom verbruikt de bus per apparaat en hoeveel apparaten zijn er? Als je 40 kamerbedieneenheden in een project hebt van elk 20 mA, resulteert dat in een geprojecteerde belasting van 800 mA. Dat is nog exclusief de actoren en andere apparaten die op de bus zijn aangesloten. De voeding dient dus dienovereenkomstig geschaald te worden en de installatie dient opgesplitst te worden in een paar lijnen, waardoor misschien een paar extra voedingen toegevoegd moeten worden. Je kunt het stroomverbruik van een apparaat raadplegen in de online catalogus in ETS.
Wat zit er onder de motorkap?
Het kan een uitdaging zijn om te begrijpen wat er zich de KNX-bus afspeelt. Gelukkig zorgt de robuustheid ervoor dat er zelden problemen optreden met beschadigde data. De data kan gelezen worden met de ETS-groepsmonitor. In het zeldzame geval dat data toch beschadigd zijn, kan een oscilloscoop aangesloten worden op de bus. Zo lees je de digitale golfvorm die de bus uitzendt en vind je hopelijk de beschadigde data. En vaker voorkomend geval is een storing in de stroomtoevoer. Een spanningsval is eenvoudig te meten, maar het stroomverbruik van de bus lezen, vergt een andere aanpak.
Diagnose van de voeding
Het is zinvol om gebruik te maken van een voeding met diagnosefuncties. Zo zie je of er storingen optreden in de bus. De 3 belangrijkste waarden die je kunt monitoren zijn de busspanning, -stroom en -last. Maar je kunt ook twee andere nuttige aspecten meten: kortsluiting en overbelasting. Als de bus permanent overbelast is of kortsluiting maakt, wordt dat tijdens de installatie aangepakt. Er zijn echter ook van die momenten dat het systeem perfect in orde lijkt en toch af en toe hapert. Misschien is een kabeluiteinde niet beveiligd waardoor af en toe kortsluiting in de bus ontstaat. Als je zicht hebt op het probleem, heb je een aanwijzing om het op te lossen.
Zorg altijd dat de stroomvoorziening niet boven 80% van de capaciteit uitstijgt. Het nut van de voedingsdiagnose kan niet worden overschat. Zelfs als je de eenheid gewoon bewaart als servicegereedschap om storingen op te sporen, bespaar je tijd en geld. Als je de diagnostische voedingseenheid permanent installeert, kun je natuurlijk e-mailmeldingen instellen voor elk van de parameters. Zo kun je storingen sneller opsporen en verhelpen.
Conclusie
Het is niet goedkoop om een technicus te laten komen om een probleem te verhelpen, maar technici telkens opnieuw laten opdraven voor terugkerende storingen is pas echt duur. Voor de eindgebruiker komt het neer op een systeem dat niet werkt en een distributeur die de storing niet vindt of kan repareren. Hoe sneller je het probleem oplost, hoe beter voor alle betrokkenen. Voor alle storingen of problemen geldt: hoe meer data we hebben, hoe gemakkelijker ze verholpen kunnen worden.
De empirische data van een busdiagnose brengen problemen in het elektriciteitsnet aan het licht die storingen kunnen veroorzaken. In het beste geval hebben we deze data niet nodig, maar zonder heb je niets om mee te werken. Een diagnostische voeding is goedkoper dan de tussenkomst van een technicus. Je kunt niet alleen storingen professioneler opsporen, je krijgt ook nuttige informatie om in de toekomst betere keuzes te maken in de ontwerpfase.